Algemene Regels ( art. 1 t/m 4 )
Spel ( art. 5 t/m 10bis )
Doel ( art. 11 t/m 14 )
Ballen ( art. 15 t/m 23 )
Punten en metingen (
art. 24 t/m 30 )
Tucht ( art. 31 t/m 40 )
Kanttekeningen bij het
Officieel Internationaal Petanque Reglement
Taak van de Officials
Geheel of gedeeltelijke overname of reproductie van artikels is verboden
zonder de schriftelijke toelating van de Petanque Federatie Vlaanderen vzw.
Prijs: 1,50 Euro.
Vertaling: VLAMIR Johan (Internationaal Scheidsrechter)
Editie 2009
Van toepassing in alle federaties
aangesloten bij de F.I.P.J.P.
Petanque is een sport gespeeld door:
- 3 spelers tegen 3
spelers (tripletten)
Er
mag ook gespeeld worden door:
- 2 spelers tegen 2
spelers (doubletten)
- 1 speler tegen 1
speler (individueel)
Bij
tripletten beschikt iedere speler over twee ballen.
Bij
doubletten of individueel beschikt iedere speler over drie ballen.
Elke andere
formule is verboden.
Petanque wordt gespeeld met ballen die door de F.I.P.J.P. zijn
goedgekeurd en die aan volgende criteriums beantwoorden:
a.
De ballen moeten van metaal zijn.
b.
Zij moeten een diameter hebben tussen 7,05 cm (minimum) en 8 cm
(maximum).
c.
Zij moeten een gewicht hebben tussen 650 gram (minimum) en 800 gram
(maximum).
Het label (merkteken van de fabrikant) en de cijfers van het gewicht
moeten in de ballen gegraveerd zijn en moeten steeds leesbaar zijn.
Wedstrijden voorbehouden aan jeugdige spelers van 11 jaar jong en jonger,
zijn ballen van 600 gram en een diameter van 65 mm toegelaten, op voorwaarde dat
deze gefabriceerd werden in een gehomologeerde label (erkende fabrikant).
d.
De ballen mogen niet van lood of zand voorzien worden. In het algemeen
mogen zij niet vervalst zijn noch een of andere omvorming of wijziging ondergaan
hebben na de afwerking door de erkende fabrikanten. Het is o.a. verboden om de
ballen te herbakken om de door de fabrikant opgegeven hardheid te wijzigen.
De
naam en voornaam (of de initialen) van de speler mogen nochtans in de ballen
gegraveerd worden, evenals de verschillende logo’s of merken, overeenkomstig het
Lastenboek met de betrekking tot de vervaardiging van de ballen.
Iedere speler die zich schuldig maakt aan een overtreding beschreven in
punt d) van voorgaand artikel, wordt onmiddellijk uit de competitie gesloten,
evenals zijn medespeler of medespelers.
Indien een
niet-vervalste maar wel versleten of slecht gefabriceerde bal de controleproef
niet doorstaat of niet voldoet aan de opgelegde normen zoals beschreven in de
alinea’s a), b) en c) van het vorige artikel, moet de speler deze bal vervangen.
Hij mag ook de ganse set vervangen.
Voor zogenaamde “vervalste” of “herbakken” ballen stelt de speler zich
bloot aan het intrekken van zijn licentie voor een periode zoals voorzien in het
Tuchtreglement, en eveneens aan andere sancties opgelegd door de Federale
Tuchtraad van de Federatie waartoe de schuldige speler behoort.
Indien de ballen geleend zijn en de eigenaar bekend is zal deze laatste
bestraft worden met een schorsing voor een periode zoals bepaald door het
Tuchtreglement van de Federatie waartoe de schuldige speler
behoort.
Klachten in verband met deze drie alinea door spelers geformuleerd, zijn
enkel ontvankelijk vóór de aanvang van de wedstrijd. De spelers hebben er dus
alle belang bij zich ervan te vergewissen of hun eigen ballen en deze van hun
tegenstrevers aan de opgelegde normen voldoen.
Klachten met betrekking tot
wat vermeld wordt in alinea d) zijn gedurende gans de wedstrijd ontvankelijk,
maar kunnen slechts ingediend worden tussen twee mènes. Nochtans, vanaf de derde
mène zal een ongegronde klacht met betrekking tot de ballen van de tegenstander
bestraft worden met drie punten die bij de score van de tegenstander worden
toegevoegd.
Indien de ballen moesten
geopend worden is de aanklager aansprakelijk. Hij is met name verplicht de
waarde ervan terug te betalen of ze te vervangen indien de ballen aan de regels
voldoen. In geen enkel geval kan men
echter van hem schadevergoeding of intresten eisen.
De
Scheidsrechter of de Jury mogen op ieder ogenblik de
ballen van één of meerdere spelers controleren.
De
doelkogeltjes zijn vervaardigd uit hout, of uit een synthetische stof drager van
een fabrieksmerk en moeten goedgekeurd zijn door de F.I.P.J.P., in toepassing
van het specifieke Lastenboek m.b.t de vereiste normen.
Hun
diameter moet 30 mm bedragen (tolerantie: + 1 mm
– 1 mm).
Geverfde doelkogeltjes
zijn toegestaan.
Artikel 4 – Licenties.
Iedere licentie moet uitgegeven worden volgens het administratief
reglement van de Federatie, en moet onder meer een recent gestempelde foto en de
handtekening van de houder bevatten.
Voor de aanvang van
een wedstrijd moet iedere speler zijn licentie voorleggen. Hij moet ze eveneens
tonen op iedere vraag van de Scheidsrechter of op vraag van de tegenstrever,
behalve indien zij werd afgegeven aan de wedstrijdtafel.
H E T S P E L
Artikel 5 – Reglementaire terreinen.
Petanque wordt op alle terreinen beoefend. Nochtans kunnen het Inrichtend
Comité of de Scheidsrechter beslissen om de ploegen op een afgebakend terrein te
laten spelen. In dat geval moeten de terreinen voor Nationale Kampioenschappen
en Internationale Wedstrijden de volgende minimale afmetingen hebben:
4 m
breedte op een lengte van 15 m.
Voor
de andere wedstrijden mogen de Federaties aan hun afdelingen afwijkingen van de
vermelde minima toestaan, maar de afmetingen mogen nooit minder dan
3 m x
12 m bedragen.
Wanneer speelvelden achter elkander geplaatst worden (kop/staart), worden
de achterlijnen van de kader beschouwd
als verlieslijnen.
Wanneer de terreinen door afsluitingen afgebakend worden, moeten deze
buiten de verlieslijn geplaatste worden en op een minimale afstand van 1 m van
de buitenste rand van de speelvelden.
Deze schikkingen zijn vanzelfsprekend van toepassing voor de
“Ereterreinen”.
De partijen worden
naar 13 punten gespeeld, met de mogelijkheid om de partijen van de poules en de
cadrage naar 11 punten te doen spelen. Sommigen
wedstrijden mogen op tijdslimiet georganiseerd worden.
Artikel 6 – Aanvang van het spel: reglement betreffende de cirkel.
De
spelers moeten loten om uit te maken wie van de twee ploegen het terrein mag
kiezen en als eerste het doel werpt.
Indien een terrein door de inrichters werd toegewezen, dan moet het doel
op het opgelegde terrein geworpen worden. De desbetreffende ploegen mogen zich
niet naar een ander terrein begeven zonder de toelating van de
Scheidsrechter.
Eender welke speler van de ploeg die de loting gewonnen heeft kiest het
vertrekpunt en trekt of plaats een
cirkel op de grond zodanig dat de voeten
van iedere speler geheel binnen de cirkel kunnen geplaatst worden. Echter mag een getrokken cirkel niet kleiner zijn dan 35 cm
diameter en niet groter zijn dan 50 cm diameter. Indien er gebruik
gemaakt wordt van een gematerialiseerde cirkel, moet deze hard zijn en een binnen diameter hebben van 50 cm
(tolerantie:
+ 2 mm
- 2 mm).
De cirkels zijn bruikbaar op beslissing van de organisatoren die ze zelf
ter beschikking moet stellen.
De
werpcirkel, geldig voor de drie
opeenvolgende worpen waartoe de ploeg recht op heeft, moet getrokken (of geplaatst) worden op meer dan
op 1 m
van elke hindernis of van de grens van een verboden terrein
en bij wedstrijden op vrij terrein, op tenminste 2 meter van elke
andere werpcirkel die in gebruik is.
De
ploeg die het doelkogeltje gaat werpen moet alle cirkels uitwissen of
verwijderen die zich dicht bij de werpcirkel bevinden die zij gaan
gebruiken.
Het
binnendeel van de werpcirkel mag volledig
geëffend worden gedurende de ganse mène,
maar moet op het einde van de mène opnieuw in de
oude staat hersteld worden of, ten
laatste, vooraleer het doelkogeltje van de volgende mène gegooid
wordt.
De
werpcirkel wordt niet als verboden terrein beschouwd.
De
voeten moeten zich volledig binnen de werpcirkel bevinden, zij mogen de
cirkellijn niet raken en zij mogen de cirkellijn niet overschrijden noch geheel
van de grond loskomen vooraleer de gespeelde bal de grond geraakt heeft. Geen
enkel andere lichaamsdeel mag de grond buiten de werpcirkel raken. Per
uitzondering mogen spelers met een handicap aan één der onderste ledematen met
één voet in de werpcirkel staan.
Rolstoelpatiënten (rolstoelspelers) moeten minstens één (1) wiel in de
werpcirkel plaats hebben (het wiel kant of zijde van de dragend arm).
Het
werpen van het doel door een speler van een ploeg houdt niet de verplichting in
dat hij ook als eerste moet spelen.
Artikel 7 – Reglementaire afstanden voor het werpen van het
doelkogeltje.
Opdat
het door een speler geworpen doel geldig zou zijn, moet dit aan volgende
vereisten voldoen:
1.
De afstand tussen het doel en het binnenste
boord van de werpcirkel moet bedragen:
- minimum 4 m en maximum 8 m
voor de Miniemen;
- minimum 5 m en maximum 9 m
voor de Cadetten;
- minimum 6 m en maximum 10 m voor de
Junioren en Senioren.
2.
De werpcirkel moet zich tenminste op één meter van elke hindernis bevinden of van de grens van een verboden terrein.
3.
Het doel moet zich tenminste op één meter van elke hindernis of van de
dichtstbijzijnde grens van een verboden terrein bevinden.
4.
Het doel moet zichtbaar zijn voor de speler die geheel rechtop staat en
waarvan de voeten geheel binnen de werpcirkel geplaatst zijn. Ingeval van
betwisting over dit punt beslist de Scheidsrechter onherroepelijk of het doel
zichtbaar is.
Voor
de volgende mène wordt het doel geworpen vanuit een cirkel getrokken of geplaatst rond
het punt waar het zich bevond op het einde van de vorige mène, behalve in
volgende gevallen:
-
Indien de werpcirkel zich op minder dan één meter van een hindernis zou bevinden of van de grens van een verboden terrein zou
bevinden;
-
Indien het doel niet op alle reglementaire afstanden zou kunnen geworpen
worden.
In
het eerste geval trekt of plaats de
speler de werpcirkel op reglementaire afstand van de hindernis of van
het verboden terrein.
In
het tweede geval mag de speler zover
achteruitgaan, in de lijn waarin werpcirkel en doel zich bij de vorige mène
bevonden, zonder dat de maximaal toegestane afstand
voor het werpen van het doel overschreden werd. en niet verder. Deze mogelijkheid wordt enkel
geboden als het doel in om het even welke richting niet op de maximale afstand
kan geworpen worden.
Indien eenzelfde ploeg na 3 opeenvolgende pogingen er niet in slaagt het
doel reglementair volgens bovenvermelde voorwaarden te werpen, dan wordt het
doel aan de tegenstander overhandigd dat ook over 3 pogingen mag schikken, deze
laatste mag tevens ook de werpcirkel naar achter verplaatsen volgens de
voorwaarden voorzien in de vorige alinea. Indien deze ploeg haar 3 worpen mist
dan mag de werpcirkel niet meer verplaatst worden.
In
elk geval behoudt de ploeg die het doel na de 3 eerste worpen heeft verloren,
het recht om de eerste bal te spelen.
Artikel 8 - Het
geldig werpen van het doelkogeltje.
Als
het doel tegengehouden wordt door een Scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een dier of eender welk
bewegend voorwerp, is het niet geldig en
moet het opnieuw geworpen worden zonder dat deze worp meetelt voor de drie
worpen waarop de ploeg of de speler
recht heeft.
Indien, na het werpen van het doel, een eerste bal gespeeld werd, heeft
de tegenstrever nog het recht om de reglementaire ligging van het doel te
betwisten. Indien het bezwaar geldig is, dan wordt het doel opnieuw geworpen en
de bal opnieuw gespeeld.
Om
het doel opnieuw te werpen moeten beide ploegen van mening zijn dat de worp
ongeldig was, ofwel moet de Scheidsrechter dit beslist hebben. Indien een ploeg
anders handelt, verliest zij het voordeel om het doel te werpen.
Als
de tegenstrever eveneens een bal gespeeld heeft, wordt het doel definitief als
geldig beschouwd en wordt geen enkele klacht meer aanvaard.
Artikel 9 – Nietigverklaring van het doel tijdens een mène.
Het
doel is nietig in volgende 6 gevallen:
1.
Indien het doel tijdens een mène verplaatst wordt op verboden terrein,
zelfs als het terugkomst op toegestaan terrein. Het doel te paard op de
grenslijn van toegestaan terrein is geldig. Het is pas ongeldig nadat het
volledig de grens van toegestaan terrein of de verlieslijn heeft overschreden
d.w.z als het – recht van boven gezien - volledig (voor 100%) over deze grens
ligt. Een plas water waarop het doel
vrij kan drijven, wordt als verboden terrein beschouwd.
2.
Indien het doel dat zich op toegestaan terrein bevindt zodanig verplaatst
wordt dat het niet zichtbaar is vanuit de werpcirkel, voorzien volgens de regels in artikel 7. Nochtans
blijft het doel dat achter een bal schuilgaat geldig. De Scheidsrechter is bevoegd om tijdelijk een
bal weg te nemen teneinde vast te stellen of het doel zichtbaar is;
3.
Indien het doel op meer dan 20 m (voor de Junioren en de Senioren) of 15
m (voor de Cadetten en de Miniemen) van de werpcirkel wordt verplaatst, of op
minder dan 3 meter van de werpcirkel terugkomt.
4.
Indien
bij een afgebakend terrein, het doel meer dan één aangrenzend terrein van het
gebruikte terrein doorloop of wanneer het doel de achterlijnen van het spel
overschrijdt. indien de speelvelden achter elkaar geplaatst
werden.
5.
Indien het verplaatste doel onvindbaar is, een maximum zoektijd van 5
minuten is voorzien.
6.
Indien er zich een verboden terrein bevindt tussen het doel en de
werpcirkel.
Artikel 10 – Het
verplaatsen van hindernissen.
Het
is de spelers ten strengste verboden om eender welke hindernis op het speelveld
te verwijderen, te verplaatsen of te verbrijzelen. Het is echter de speler die
het doel gaat werpen toegestaan om met een van zijn ballen de valplaats te
onderzoeken, zonder meer dan 3 maal de
grond te raken. Tevens mag de speler die zijn bal gaat werpen, of één van zijn
ploegmaten, één inslag dichten die door de een
voorgaande (gespeelde of geschoten) bal gemaakt werd.
Voor
het niet naleven van deze regels, lopen de spelers sancties op voorzien
in het hoofdstuk “Tucht” artikel 34.
Artikel 10 bis – Vervanging van doel of bal.
Het
is de spelers verboden om tijdens het spel het doel of een bal te vervangen,
behalve in volgende gevallen:
1. Doel of bal is onvindbaar,
zoektijd is beperkt tot 5 minuten.
2. Doel of bal breekt, in dit
geval telt het grootste stuk. Indien er nog ballen te spelen zijn wordt dit
stuk, eventueel na de nodige meting, onmiddellijk vervangen door een bal of doel
met dezelfde of gelijkaardige diameter. Bij de volgende mène mag de betrokkene speler een volledig nieuwe set nemen.
H E T D O E L
Artikel 11 –
Bedekt of verplaatste doel.
Indien het doel tijdens een mène onverwacht bedekt wordt door boomblad of
door een stuk papier, worden deze voorwerpen verwijderd.
Als
het stilliggend doel zich verplaatst tengevolge van de wind of door de helling van het terrein, wordt het op
zijn oorspronkelijke plaatst teruggelegd, op voorwaarde dat het gemerkt
was.
Hetzelfde geldt ook voor het doel dat per ongeluk verplaatst wordt door
de Scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een
dier, een bal of een doel komend uit een ander spel of eender welk
bewegend voorwerp.
Om
iedere betwisting te vermijden moeten de spelers steeds het doel merken. Geen
enkele klacht wordt aanvaard over ballen of doel die niet gemerkt zijn.
Indien het doel verplaatst wordt ten gevolg van een gespeelde bal in de
aan gang zijnde partij, is het geldig.
Artikel 12 -
Verplaatsing van het doel naar een ander
speelterrein.
Als
het doel tijdens een mène naar een ander speelterrein, begrensd of niet,
verplaatst wordt is het doel geldig onder voorbehoud van de regels vermeld in
artikel 9.
De
spelers die dit doel gebruiken zullen desnoods het einde van de mène afwachten
die door de andere spelers op het andere terrein begonnen is, vooraleer hun mène
af te maken.
De
betrokken spelers waarop dit artikel van
toepassing is moeten blijk geven van geduld en hoffelijkheid.
Bij
de volgende mène spelen de ploegen verder op het terrein dat hen toegewezen werd
en het doel wordt opnieuw gegooid vanaf het punt waar het zich bevond vooraleer hij verplaats werd, onder voorbehoud van
artikel 7.
Artikel 13 - Beschikking te treffen wanneer het doel nietig is.
Indien het doel tijdens een mène ongeldig wordt, kunnen zich 3 gevallen
voordoen:
1.
Beide ploegen hebben nog ballen te spelen: de mène is nietig.
2.
Eén ploeg heeft nog ballen te spelen: deze ploeg krijgt evenveel punten
als het aantal nog te spelen ballen.
3.
Beide ploegen hebben geen ballen meer te spelen: de mène is nietig.
Artikel 14 - Het
plaatsen van het doel nadat het werd tegengehouden.
1.
Indien het weggeschoten doel tegengehouden
wordt of afwijkt van zijn omloop door
een toeschouwer of door een Scheidsrechter, behoudt het zijn plaats.
2.
Indien het weggeschoten doel tegengehouden
wordt of afwijkt van zijn omloop door
een speler die zich in toegelaten terrein
bevindt, dan heeft zijn tegenstrever de
keuze uit:
a.
Het doel op zijn nieuwe plaats laten;
b.
Het doel op zijn oorspronkelijke plaats terugleggen;
c.
Het
doel leggen in het verlengde van een lijn gaande van zijn oorspronkelijke plaats
naar de plaats waar het zich nu bevindt, dit op een maximale afstand van 20 m
van de werpcirkel (15 m voor de Miniemen en de Cadetten) en zodanig dat het
zichtbaar is.
De
alinea’s b) en c) mogen enkel toegepast worden indien het doel vooraf gemerkt
was. Zoniet, dan blijft het liggen aar het ligt.
Indien
het weggeschoten doel op verboden terrein komt om uiteindelijk terug op het
speelterrein te komen, wordt het ongeldig en moeten de regels van artikel 13
toegepast worden.
B A L L E N
Artikel 15 – Het spelen van de eerste
bal en de volgende ballen.
De
eerste bal van een mène wordt gespeeld door een speler van de ploeg die de
loting of de voorgaande mène gewonnen heeft. Vervolgens speelt de ploeg die het
punt niet heeft.
De
speler mag van geen enkel voorwerp gebruik maken of op de grond een lijn trekken
om zijn bal te geleiden of zijn valplaats aan te duiden. Wanneer hij zijn
laatste bal speelt mag hij geen extra bal in de andere hand te nemen.
De
ballen moeten één na één gespeeld worden.
Geen
enkel geworpen bal mag opnieuw gespeeld worden. Nochtans, moeten de ballen
opnieuw gespeeld worden die tegengehouden zijn, of onvrijwillig van richting
zijn veranderd in hun loop tussen de werpcirkel en het doel, door een bal of een
doel komend uit een ander spel, door een dier of door eender welk bewegend
voorwerp (ballon, enz…) en in het geval voorzien in artikel 8, tweede
paragraaf.
Het
is verboden ballen of doel te bevochtigen.
Alvorens zijn bal te gooien moet de speler elk spoor van modder alsook
ieder vreemd voorwerp dat er eventueel zou aankleven van zijn bal verwijderen.
De speler die zich hier niet aan houdt, loopt de sancties op voorzien in het
hoofdstuk “Tucht”- artikel 34.
Indien de eerst gespeelde bal zich op verboden terrein bevindt, moet
eerst de tegenstrever spelen, en vervolgens wordt beurtelings gespeeld totdat er
een bal op toegelaten terrein ligt.
Indien er geen enkele bal meer op toegestaan terrein ligt tengevolge van
een geschoten of gepointeerde bal,
worden de beschikkingen van artikel 28
m.b.t. tot de nul mène toegepast.
Artikel 16 - Gedrag van spelers en
toeschouwers tijdens een partij.
Gedurende de toegestane tijd die de speler heeft om zijn bal te werpen,
moeten toeschouwers en spelers de grootste stilte in acht nemen.
De
tegenstrevers mogen niet lopen, noch gebaren maken of iets anders doen wat de
speler kan storen. Enkel zijn medespelers mogen zich tussen doel en de
werpcirkel bevinden.
De
tegenstrevers moeten voorbij het doel of achter de speler plaatsnemen en in
beide gevallen zijwaarts van de speelrichting en op minstens 2 meter afstand van
het doel of van de speler.
De
spelers die deze voorschriften niet in acht nemen kunnen van de wedstrijd
uitgesloten worden, indien zij, na verwittiging van de Scheidsrechter, in hun
gedrag volharden.
Artikel 17 - Het werpen van ballen & ballen die buiten
het speelveld gaan.
Niemand mag als proef zijn bal tijdens het spel werpen. De spelers die
deze regel niet in acht nemen kunnen de sancties oplopen voorzien in het
hoofdstuk “Tucht” artikel 34.
Gedurende een mène zijn de ballen die het aangewezen terrein verlaten, geldig (tenzij artikel
18 van toepassing is).
Artikel 18 – Nietige ballen.
Iedere bal die op verboden terrein komt is nietig. Een bal dat te paard
is op de grenslijn van het toegelaten terrein, is geldig. De bal wordt nietig wanneer hij de grens van het toegelaten
terrein of van de verlieslijn volledig heeft overschreden, d.w.z. wanneer hij zich, recht
van boven gezien, geheel (voor 100%) op het verboden terrein bevindt.
Hetzelfde geld ook wanneer bij een afgebakend terrein,
het doel meer dan één aangrenzend terrein van het gebruikte terrein doorloop of
wanneer het doel de achterlijnen van het spel overschrijdt
Indien de bal vervolgens terugkomt op het speelterrein, hetzij door de
helling van het terrein, hetzij doordat hij door een bewegend of vaste hindernis
wordt teruggekaatst, moet deze onmiddellijk uit het spel genomen worden, en
alles wat hij verplaatst heeft na zijn doortocht op verboden terrein, wordt op
zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd, “op voorwaarde dat het gemerkt
was”.
Iedere nietige bal moet onmiddellijk uit het spel genomen worden. Indien
dit niet gebeurt, wordt hij als geldig beschouwd van zodra een bal door de
tegenstrever gespeeld is.
Artikel 19 – Het tegenhouden van de bal.
Iedere gespeelde bal, tegengehouden of
afwijkend door een toeschouwer of een Scheidsrechter, behoudt de plaats
waar hij tot stilstand kwam.
Iedere gespeelde bal, tegengehouden of
onvrijwillig afwijkt door een speler van de ploeg aan wie hij toebehoort,
is nietig.
Iedere gepointeerde bal, tegengehouden of
onvrijwillig afwijkt door een tegenstrever, mag, naar keuze van de
speler, opnieuw gespeeld worden of blijven liggen op de plaats waar hij tot
stilstand kwam.
Wanneer een
geschoten of geraakte bal tegengehouden of
onvrijwillig afwijkt door een speler, mag de tegenstrever van diegene die
de fout maakte kiezen:
1.
De bal op de plaats waar hij tot stilstand kwam laten liggen;
2.
De bal leggen op het verlengde van een lijn gaande van zijn oorspronkelijke plaats tot de plaats waar hij zich bevindt, maar enkel op
bespeelbaar terrein “en op voorwaarde dat de bal gemerkt was”.
De
speler die opzettelijk een bewegende bal tegenhoudt, wordt evenals zijn ploeg,
onmiddellijk gediskwalificeerd voor de aan gang zijnde partij.
Artikel 20 - Toegestane tijd om te
spelen.
Zodra
het doel geworpen is, heeft iedere speler maximum één minuut tijd om zijn bal te
spelen. Deze tijdspanne gaat in van zodra het doel of de voorafgaande gespeelde
bal stil ligt, of nog, wanneer een punt moet
gemeten worden, van zodra de meting is verricht.
Dezelfde regels gelden ook voor het werpen van het doel. na elke mène.
Iedere speler
die zich niet aan deze tijdspanne houdt, loopt sancties op voorzien in hoofdstuk
“Tucht” artikel 34.
Artikel 21 – Verplaatste ballen.
Indien een stilliggende bal in beweging komt, bijvoorbeeld als gevolg van
de wind of door de helling van het terrein, wordt hij op zijn oorspronkelijke
plaats teruggelegd, “op voorwaarde, dat het gemerkt was”. Hetzelfde geldt voor
iedere bal die per ongeluk verplaatst werd door een speler, een Scheidsrechter,
een toeschouwer, een dier of een bewegend voorwerp.
Om
elke betwisting te voorkomen, moeten de spelers de ballen en doel merken. Geen
enkele klacht zal in aanmerking komen voor een bal die niet gemerkt was, en de
Scheidsrechter zal slechts uitspraak doen op grond van de feitelijke ligging van
de ballen op het terrein.
Nochtans, wanneer
een bal verplaatst wordt door het gevolg van een gespeelde bal in de aan gang
zijnde partij, is hij geldig.
Artikel 22 – Een speler speelt een
andere bal dan de zijne.
De
speler die een andere bal dan zijn eigen bal speelt krijgt een verwittiging.
Nochtans is de gespeelde bal geldig, maar hij
moet onmiddellijk vervangen worden, eventueel na meting.
Ingeval van herhaling tijdens de partij, wordt de bal van de overtreder
ongeldig verklaard en wordt alles wat hij verplaatst heeft op zijn
oorspronkelijke plaats teruggelegd, “op voorwaarde dat het gemerkt was”.
Het is de spelers verboden de gespeelde ballen op te rapen vóór het einde
van de mène.
Artikel 23 – Gespeelde ballen buiten de werpcirkel.
Iedere bal gespeeld elders dan de (werp)cirkel van waar het doelkogeltje
geworpen werd is ongeldig en alles wat hij in zijn omloop verplaatst heeft moet
op de oorspronkelijk plaats teruggelegd worden, “op voorwaarde dat het gemerkt
was”.
Hetzelfde geldt voor iedere bal gespeeld vanuit een andere cirkel dan die
van waaruit het doel geworpen werd.
De
tegenstrever heeft echter het recht om de voordeelregel toe te passen en de bal
geldig te verklaren. In dit geval is de geplaatste of geschoten bal geldig en
alles wat hij heeft verplaatst blijft op de nieuwe plaats.
P U N T E N e n M E T I N G E N
Artikel 24 - Het tijdelijk wegnemen van
de ballen.
Voor
het meten van een punt is het toegelaten, nadat ze gemerkt werden, ballen of
hindernissen die zich tussen het doel en de te meten ballen bevinden, tijdelijk
weg te nemen. Na de meting worden de weggenomen ballen en hindernissen terug op
hun plaats gelegd. Indien de hindernissen niet kunnen weggenomen worden, dan
wordt het punt met behulp van een passer gemeten.
Artikel 25 – Meting van de punten.
De
speler die laatst gespeeld heeft, of één van zijn ploegmaats, moet het punt
meten. De tegenstrevers hebben steeds het recht om na één van deze spelers
opnieuw te meten. Ten alle tijden kan men steeds de Scheidsrechter raadplegen,
ongeacht de positie van de te meten ballen of het moment in de mène “de
beslissing van de Scheidsrechter is zonder verhaal”.
De
metingen moeten met gepaste meetinstrumenten verricht worden, iedere ploeg moet
deze in haar bezit hebben.
Het
is uitdrukkelijk verboden om metingen met de voeten te verrichten. De spelers die deze regel niet in acht nemen kunnen de
sancties oplopen voorzien in hoofdstuk “Tucht” artikel 34. oplopen indien zij, na verwittiging van de
Scheidsrechter, in hun gedrag volharden.
Artikel 26 – Weggenomen ballen.
Het is de spelers ten strengste verboden gespeelde ballen op te rapen
voor het einde van de mène.
Op
het einde van een mène wordt iedere bal die weggenomen wordt vóór het toekennen
van de punten nietig, “indien het niet gemerkt was”.
Over
dit punt wordt geen enkele betwisting aanvaard.
Artikel 27 - Verplaatsen van ballen of
doel.
Het
punt is verloren voor een ploeg indien één van haar spelers tijdens het meten
het doel of één der betwiste ballen verplaatst.
Indien de Scheidsrechter bij het meten van een punt het doel of een bal
beweegt of verplaatst, en wanneer na een nieuwe
meting blijkt dat de bal, die oorspronkelijk werd geacht op punt te liggen, nog
steeds op punt ligt, dan zal de Scheidsrechter zich in alle eerlijkheid
uitspreken.
Hetzelfde
geldt in het hypothetisch geval waarin blijkt dat na een nieuwe meting de bal
die oorspronkelijk geacht werd op punt te liggen, niet meer op punt ligt.
Artikel 28 - Ballen op gelijke afstand
van het doel.
Als
de twee ballen die het dichtst bij het doel liggen, aan elk “één” van de beide
ploegen behoren, op gelijke afstand liggen, dan kunnen er zich drie gevallen
voordoen:
1. Indien beide ploegen geen
ballen meer te spelen hebben is de mène nietig en blijft het werpen van het doel
bij de ploeg die hem vooreerst geworpen
had.
2. Indien slechts één ploeg over
ballen beschikt, dan speelt zij deze en tekent zij zoveel punten aan als zij
ballen heeft die uiteindelijk dichter bij het doel liggen dan de dichtst
bijliggende bal van de tegenstander;
3. Indien de twee ploegen nog
over ballen beschikken, dan speelt de ploeg die het laatst gespeeld heeft,
daarna de tegenstrever, en zo wordt er beurtelings verder gespeeld totdat één
der ploegen het punt heeft. Wanneer er één
ploeg overblijft met te spelen ballen, dan worden de
regels uit voorgaande paragraaf in schikking genomen.
Indien er op het einde van een mène geen enkele bal op toegestaan terrein
ligt, is de mène nietig.
Artikel 29 – Een vreemd voorwerp kleeft
aan bal of doel.
Ieder
vreemd voorwerp dat aan de bal of het doel kleeft moet vóór de meting verwijderd
worden.
Artikel 30 – Klachten.
Om
ontvankelijk te zijn moet iedere klacht bij de Scheidsrechter ingediend worden.
Van zodra een partij afgespeeld werd, kan geen enkele
klacht nog ingediend worden of in aanmerking komen.
Iedere
ploeg is verantwoordelijk voor het toezicht op de tegenstrever (licenties,
categorieën, speelterrein, ballen, enz…).
T U C H T
Artikel 31 – Strafregeling voor afwezige
ploegen of spelers.
De
spelers moeten bij de wedstrijdtafel aanwezig zijn wanneer de loting voor de
ontmoetingen en de bekendmaking van de uitslagen van de loting plaatsvinden. De
ploeg die een kwartier na het bekendmaken van de speelrooster afwezig is op het
aangeduide speelterrein wordt met 1 punt bestraft dat ten gunste van de
tegenstrever komt., voor wedstrijden die zich afspelen
tegen de tijd wordt het afwezige tijdslimiet teruggebracht naar 5 minuten.
Eens
het tijdslimiet verstreken, zal er per
schijf van vijf minuten afwezigheid 1 strafpunt bijgevoegd worden aan de opgelopen sancties.
Dezelfde sancties zijn van toepassing tijdens de competitie na iedere
loting en bij elke hervatting van de partijen tengevolge van een onderbreking
voor om het even welke reden.
Wordt
uitgesloten van de wedstrijd de ploeg die zich niet heeft aangeboden op het
speelplein binnen het uur na de bekendmaking van de aanvang of de hervatting van
de wedstrijden.
Een
onvolledige ploeg heeft het recht het spel te beginnen zonder op de afwezige
speler te wachten; zij beschikt echter niet over zijn ballen.
Geen
enkele speler mag zich van een aan de gang zijnde partij verwijderen of het
speelterrein verlaten zonder toestemming van de Scheidsrechter. Indien dit niet
werd toegestaan, zijn dit artikel en het volgende (artikel 32) van
toepassing.
Artikel 32 – Aankomst van afwezige
spelers.
Indien de afwezige speler zich na het begin van een mène aanbiedt dan mag
hij aan die mène niet deelnemen. Hij wordt slechts vanaf de volgende mène tot
het spel toegelaten.
Indien de afwezige speler zich meer dan een uur na het begin van een
partij aanmeldt, dan verliest hij elk recht om aan deze partij deel te
nemen.
Indien zijn medespeler(s) deze partij wint (winnen), dan mag hij aan de
volgende partij deelnemen, op voorwaarde dat de ploeg nominatief ingeschreven was.
Indien de competitie in poules wordt gespeeld, dan mag hij aan de
volgende partij deelnemen, ongeacht de uitslag van de eerste partij.
Men
beschouwt een mène als begonnen nadat het doel op reglementaire wijze op het
speelterrein is geplaatst.
Artikel 33 – Vervanging van een
speler.
Vervanging van één speler in doubletten, van één of twee spelers in
tripletten is slechts toegestaan tot op het ogenblik van de officiële aankondiging van het begin van de wedstrijd,
(geluidbus, fluitsignaal, aankondiging
via de geluidsinstallatie, enz…) en op
voorwaarde dat de vervanger(s) niet ingeschreven was (waren) in een andere ploeg
voor dezelfde competitie.
Artikel 34 – Strafmaatregels.
Voor
het niet navolgen van de spelregels lopen de spelers volgende sancties op:
1.
Waarschuwing
2.
Nietig verklaren van de gespeelde bal of te spelen bal
3.
Nietig verklaren van de gespeelde bal of te spelen bal en de
volgende.
Uitsluiting
van de schuldige speler voor één mène
4.
Uitsluiting van de schuldige speler voor de partij
5.
Diskwalificatie van de schuldige ploeg.
6.
Diskwalificatie van de beide ploegen ingeval van samenspanning.
Artikel 35 – Ongunstig weer.
In
geval van regen moet iedere begonnen mène afgespeeld worden, tenzij de
Scheidsrechter er anders over beslist, hij alleen is bevoegd, met de jury, om te
beslissen over het stilleggen of het annuleren van
een mène in geval van overmacht.
Artikel 36 –
Nieuwe speelfase.
Indien na de aankondiging van een nieuwe fase van de wedstrijd (tweede
ronde, derde ronde, enz…) sommige partijen nog niet voltooid zijn, dan mag de
Scheidsrechter, na advies van het Organiserend Comité, alle maatregelen of
beslissingen treffen die hij nodig acht voor het goed verloop van de
wedstrijd.
Artikel 37 – Gebrek aan sportiviteit.
Het verdelen van vergoedingen en prijzen zijn ten stelligste
verboden.
Ploegen die
finalepartijen of eender welke andere partij zouden betwisten met gebrek aan
sportiviteit of respect ten opzichte van het publiek, bestuurders of
scheidsrechters, worden uit de competitie gesloten. Deze uitsluiting kan het
niet homologeren van de eventueel behaalde resultaten omvatten, alsook de
toepassing van de volgende sancties voorzien in artikel 38.
Artikel
38 – Incorrect
gedrag.
De
speler die zich schuldig maakt aan incorrect gedrag of erger nog, aan geweld ten
opzichte van een Bestuurder, een Scheidsrechter, een andere speler of een
toeschouwer, loopt kans één of meerdere van de hierna vermelde sancties op,
naargelang de ernst van de overtreding:
1.
Uitsluiting uit de wedstrijd
2.
Intrekken van de licentie
3.
In beslagname of terugname van de vergoedingen en prijzen
De
sanctie getroffen ten opzichte van de schuldige speler kan ook op zijn
medespelers toegepast worden.
De onder punt 1 vermelde sancties word door de Scheidsrechter
opgelegd.
De onder punt 2 vermelde sancties word door de Jury opgelegd.
De
onder punt 3 vermelde sanctie wordt toegepast door het Organisatie Comité dat,
binnen de 48 uur, het verslag, samen met de in beslag genomen vergoedingen “en”
prijzen, overmaakt aan het Federaal Organisme dat zal beslissen over de
bestemming hiervan.
In
ieder geval zal het Directiecomité van de betrokken Federale Instelling in
laatste instantie uitspraak doen.
Correcte kleding is van iedere speler
vereist. (ontbloot bovenlichaam en blote voeten
zijn niet toegelaten).
Elke speler
die dit voorschrift niet nakomt, zal uit de
competitie gesloten worden na een waarschuwing van de Scheidsrechter.
Artikel
39 – De plichten der
Scheidsrechters.
De
Scheidsrechters die aangeduid worden om de wedstrijden te leiden, zijn belast
met de strikte toepassing van de spelreglementen en van de administratieve
reglementen die het laatste vervolledigen. Zij zijn bevoegd om iedere speler of
iedere ploeg, die zou weigeren zich bij hun beslissing neer te leggen, uit de
wedstrijd te sluiten.
Aangesloten of geschorste toeschouwers, die door hun gedrag de oorzaak
zouden zijn van incidenten op het speelterrein, zullen via een opgemaakt verslag
van de Scheidsrechter, overgemaakt worden aan het Federaal Organisme. Dit
Organisme zal de schuldige(n) verwijzen naar de bevoegde Tuchtcommissie die zich
zal uitspreken over de te nemen sancties.
Artikel
40 – Samenstelling
en beslissingen van de jury.
Ieder
geval waarin dit reglement niet voorziet, wordt voorgelegd aan de Scheidsrechter
die hierover kan beraadslagen met de wedstrijd Jury. De Jury bestaat uit
minstens 3 leden en ten hoogste 5 leden. De beslissingen die in toepassing van
deze paragraaf door de Jury genomen worden, zijn zonder verhaal. Ingeval van
gelijkheid van stemmen is de stem van de Voorzitter van de Jury
doorslaggevend.